Op en rond de mat
Judoën doe je in een dojo (oefenzaal) op een tatami (sportmat) zodat je veilig krachtige worpen kunt oefenen. Je leert ook ukemi-waza (valbreken) waardoor je jezelf niet bezeert bij een val.
Judoka's dragen een judogi (judopak), een witte katoenen broek en een jas die door een obi (band) bijeen wordt gehouden. Tijdens wedstrijden worden ook wel gekleurde judopakken gebruikt. Zo kan de scheidsrechter in het heetst van de strijd beter zien welk lichaamsdeel bij welke sporter hoort.
De judoles begint in geknielde houding waarbij de leraar tegenover de rij leerlingen zit. Op het commando rei (groeten) buigen ze ceremonieel naar elkaar om wederzijds respect uit te drukken. Onze visie op de judoles komt tot uiting in de Shi-Han-trainingen.
Judobanden
De kleur van je band geeft aan hoever je gevorderd bent. Een beginner heeft een witte band, waarna geel, oranje, groen, blauw en bruin volgen. Dit zijn de kyu-graden, die van hoog naar laag genummerd zijn — een hoge graad heeft een laag nummer. Voor kinderen en jonge judoka's is er nog een onderverdeling met gekleurde slippen aan de band.
Hierna komen de dan-graden (meestergraden, 'zwarte banden') die juist van laag naar hoog lopen. Dan-graden boven 5e of 6e dan worden meer vanwege verdiensten voor de judosport verstrekt, dan voor buitengewone bekwaamheid. Bij de 6e, 7e en 8e dan is er een roodwitte band, bij de 9e en 10e dan een rode band. De laatste twee dans zijn maar zelden toegekend. Judogrondlegger Kano verkreeg na zijn dood de hoogste graad: de 12e dan, een brede witte band.
|